Inhoudsopgave
Raadslid Jules Vaessen van de Partij voor de Dieren heeft bij burgemeester Wim Hillenaar een integriteitsklacht ingediend tegen wethouder Manon Fokke (PvdA). Fokke zou Vaessen hebben uitgelachen toen die een bijdrage hield in de raadsvergadering van dinsdag. Ook zou ze Vaessen bij ambtenaren belachelijk hebben gemaakt. Vaessen wijst erop dat meerdere raadsleden kunnen getuigen over het voorval.
Inhoudelijk hield Vaessen een bijdrage over de verplaatsing van de rechtbank naar de plek waar nu nog het Sint Maartenscollege is gevestigd. Vaessen: "Ik zei dat het niet per se zo is dat het Rijksvastgoedbedrijf de rechtbank moet bouwen. Dat vonden Manon en co grappig. Het is misschien praktijk maar geen exclusieve wettelijke bevoegdheid. Toen ik Frans Bastiaens daarop bevroeg kon hij het antwoord niet geven of dat zo is. Dus dat maakt het extra gênant, pijnlijk en arrogant. Men lacht mij uit om iets dat ze zelf niet kunnen staven. Tunnelvisie ten top."
Wethouder Manon Fokke reageert inhoudelijk niet op de klacht: "Ik ben geen partij", zegt ze. Vaessen vindt het "wethouderonwaardig" dat Fokke geen excuses maakt.
De integriteitsklacht van Vaessen in een brief aan de burgemeester:
Geachte burgemeester,
Als integriteitsbevorderaar van de gemeente Maastricht dien ik hierbij een integriteitsmelding in tegen wethouder Fokke en topambtenaar Leonard. Dit vanwege het uitlachen van mij als raadslid tijdens een openbaar debat, het vervolgens ontkennen hiervan in alle toonaarden en hieromtrent weigeren excuses te maken. Topambtenaar Sijben behoorde ook tot de plegers; hoewel zijn uitleg omtrent zijn gedrag ongeloofwaardig was, heeft hij wel het lef en fatsoen gehad zich bij mij te excuseren. Voor mij blijft de heer Sijben dan ook buiten beschouwing in deze.
Het voorval zal u ondertussen bekend zijn. Tijdens mijn bijdrage in eerste termijn over de overeenkomst rechtbank zag ik wethouder Fokke denigrerend lachen in mijn richting. Vanuit mijn ooghoek zag ik vervolgens hoe zij opstond en naar haar ambtenaren Leonard en Sijben liep. Met haar gedrag stookte ze als het ware haar ambtenaren op, waarop ook zij in lachen uitbarstten. Dit was tot aan het spreekgestoelte duidelijk te horen. Van meerdere ambtsgenoten heb ik begrepen dat uit woord en daad duidelijk was dat men om mij en mijn uitlatingen moest lachen.
Voor mij voelde dit heel intimiderend, denigrerend, onveilig en minachtend. Volgens mij behoort een raadslid alles te kunnen zeggen in een beraadslaging; zoals ik gister betoogde valt of staat de democratie daarmee. Hoongelach om een onwelgevallige mening hoort daar niet bij; zeker niet van topambtenaren en zeker niet van een wethouder, die zich (de naam zegt het al) aan de wet dient te houden.
Het voorval laat nog maar eens zien dat college en ambtenarij niet beseffen dat de raad het hoogste orgaan is en men voor de raad dient te werken. Bovendien blijkt wel uit de bedroevende beantwoording van de andere wethouder dat men lachte om iets dat men zelf helemaal niet kan staven; dat maakt het nog pijnlijker, genanter en arroganter. Zoals ik gister zei: men praat alles recht, schrijft alles naar een uitkomst toe en doet alsof men alle wijsheid in pacht heeft. Dat men vervolgens het uitlachen ontkent en weigert om mij ter plekke excuses te maken, spreekt hieromtrent boekdelen. Dit alles maakt het handelen van wethouder en topambtenaar weinig integer.
Ik hoop ten zeerste dat u deze melding serieus neemt en in alle ernst afhandelt. In alle eerlijkheid was ik zwaar teleurgesteld in de initiële reactie uwentwege. In mijn optiek dient elke melding van pestgedrag, intimidatie, machtsmisbruik of alles in dien aard met uiterste prudentie en zorgvuldigheid in behandeling genomen te worden. Door het en plein public af te doen als iets dat ik ‘mogelijk zo ervaren zou hebben’, komt dat mijns inziens niet over als het hebben van de juiste voelsprieten om de ernst van de situatie in te schatten.
Ik voelde mij op dat moment niet serieus genomen. Ik ben van mening dat dit gedrag ten eerste niet oké is, zeker niet gelet op het publieke karakter van het ambt; ten tweede omdat het moed vergt om dit soort gedrag bespreekbaar te maken in de openbaarheid. Ik voelde dat mijn cri de coeur de kop ingedrukt werd. Alsof het mij te doen was om een podium te pakken en het groter te maken dan het is. Ik denk dat u mij goed genoeg kent om te weten dat ik de persoon daar niet naar ben.
Juist door de situatie zo makkelijk af te doen en de ontkenningen van wethouder en ambtenaren maakte de situatie groter dan het is, ondanks de vele ooggetuigen. Men had gewoon de fout moeten erkennen en excuses dienen aan te bieden. Door dit te ontzeggen werd de situatie juist groter gemaakt dan die is. Mijns inziens getuigt dat niet alleen van een gebrek aan zelfreflectie en een zelfreinigend vermogen maar bovendien van een toxische werkomgeving. Daar zou, zeker in tijden van wantrouwen in de politiek, paal en perk gesteld aan moeten worden.
Ik verzoek u dan ook deze melding serieus in behandeling te nemen. Er zijn genoeg ambtsgenoten die de situatie gadegeslagen hebben, die de ernst daarvan inzagen, mij daaromtrent een hart onder de riem staken en dus kunnen getuigen over de situatie. Mijns inziens biedt dit genoeg aanknopingspunten voor uw vooronderzoek omtrent deze melding.
Ik verneem graag de uitkomsten hiervan, welke vervolgstappen u vervolgens onderneemt en welke sanctie u oplegt aan betrokkenen.
Hoogachtend,
J.E. Vaessen

