Inhoudsopgave
Luc K. (1968) hoeft niet meer naar de cel voor een drievoudige poging tot moord op zijn vader van 85 jaar in een Maastrichts verzorgingstehuis. Dat gebeurde in september 2024, toen Luc zijn vader zag spartelen en schuimbekken. Luc pakte een deken om zijn vader te smoren, maar hij werd drie keer gestoord.
De rechtbank acht K. wel schuldig en legt hem ook een gevangenisstraf op. Het onvoorwaardelijke deel daarvan is even lang als de 88 dagen die K. in voorarrest heeft gezeten. Hij hoeft daarom niet meer de cel in. De voorwaardelijke straf die opgelegd wordt, is 632 dagen voorwaardelijk.
Psychische overmacht
De raadsman Theo Hiddema heeft bepleit de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep op psychische overmacht toekomt. "De verdachte is een behulpzaam persoon die conflicten mijdt. Hij kiest voor een kalme en bedaarde levenswandel, is mentaal heel kwetsbaar en is erg empathisch. Op 21 september 2024 verkeerde de verdachte in een geestelijke dwangbuis. Hij zag zijn vader schuimbekken en spastische bewegingen maken. Deze aanblik heeft hem tot het uiterste gedreven. Het onbeheersbare verdriet van de verdachte, in combinatie met de eigenschappen die de persoonlijkheid van de verdachte kenmerken, maakte dat hij geen weerstand kon bieden aan de drang om het lijden van zijn vader eigenhandig te stoppen. De wilsvrijheid van de verdachte werd hierdoor aangetast."
Kalm en weloverwogen
De officier van justitie was het daar niet mee eens. "Uit het dossier is niet gebleken dat de verdachte zo overmand was door emoties dat hij niet anders kon handelen. Op alle drie de momenten was de verdachte zich ervan bewust dat hij verkeerd handelde. De eerste keer werd hij door zijn dochter hierop gewezen; bij de tweede en derde keer schrok hij zichtbaar bij de binnenkomst van het verplegend personeel. Hij handelde overigens heel kalm en weloverwogen, zo blijkt uit de beelden. Als hij al niet voor zichzelf instond bij de aanblik van het lijden van zijn vader, had hij uit zelfbescherming weg kunnen gaan."
Anders moeten handelen
De rechtbank: "Hoewel het invoelbaar is dat de verdachte zijn vader niet wilde zien lijden, had de verdachte wel degelijk anders kunnen – en moeten – handelen. Om het lijden van zijn vader te verlichten stonden de verdachte minder ingrijpende alternatieven ten dienste die hij onvoldoende heeft onderzocht en benut. De arts was al gestart met het toedienen van morfine om het lijden tijdens het stervensproces te verlichten. De verdachte had, toen hij zag dat zijn vader in ademnood verkeerde, eenvoudig het verplegend personeel kunnen inschakelen. Hij had bijvoorbeeld om toediening van zuurstof kunnen vragen, of kunnen verzoeken om de dosis morfine te verhogen."
Heft in eigen handen
De rechtbank komt tot de slotsom dat de verdachte drie keer heeft geprobeerd het levenseinde van zijn 85 jaar oude vader te bespoedigen door hem te smoren met een deken. "Waar hij dit de eerste keer wellicht nog in een opwelling deed, heeft hij de tweede en derde keer met voorbedachten rade gehandeld. Het betreft levensdelicten. Zij vormen de ernstigste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. De verdachte heeft het natuurlijk einde van het leven van zijn vader niet willen afwachten en het heft in eigen hand willen nemen. Met zijn handelen zou de verdachte – als zijn poging was geslaagd – andere naasten van zijn vader de kans hebben ontnomen om op een waardige manier afscheid van hem te nemen."
Plotselinge ommekeer
De rechtbank geeft aan dat dit geen 'normale' moordzaak is. "Hetgeen is voorgevallen op 21 september 2024 is niet te vergelijken met andere pogingen tot moord en doodslag. In dat verband wijst de rechtbank op de plotseling verslechterde medische situatie van de vader, de uitzichtloosheid daarvan en de emotionele toestand waarin de verdachte die dag verkeerde als gevolg van die plotselinge ommekeer in zijn vaders situatie. De verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen."
De rechtbank: "De verdachte heeft reeds 88 dagen in voorarrest doorgebracht. Gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte zal de rechtbank, ondanks de ernst van de feiten, de verdachte geen straf op leggen die voor hem een terugkeer naar de gevangenis zou meebrengen."
