Inhoudsopgave
In 1567 nam Margaretha van Parma, landvoogdes over de Habsburgse Nederlanden, het besluit om in Maastricht een permanent leger (een garnizoen) onder te brengen. Dit garnizoen moest onder meer binnen de stadsmuren de orde handhaven. De verdediging van de stad tegen vijandelijke aanvallen was een nog belangrijkere taak van dit garnizoen. Door haar strategische ligging was Maastricht eeuwenlang één van de belangrijkste garnizoenssteden in het noorden van Europa.
Drie eeuwen later, in 1867, verloor Maastricht haar status als vestingstad. Hierdoor kwam ook een einde aan de aanwezigheid van een garnizoen. Veel van de militairen die in de voorbije eeuwen in Maastricht in garnizoen lagen, vonden de liefde in onze stad. Al die liefdesverhoudingen, waarvan er ook vele resulteerden in een huwelijk, hebben ervoor gezorgd dat een deel van de huidige Maastrichtse bevolking bestaat uit ‘militaire families’. Graag laat ik de lezers van De Nieuwe Ster kennis maken met de ‘militaire families’ Baade, Van der Veur en Zwarts.

De allereerste Maastrichtse Baade
Op 3 juli 1823 verscheen voor de Maastrichtse ambtenaar van de burgerlijke stand de zesentwintigjarige Wilhelm Everhard Baade, ‘sergeant bij het 2de bataillon der 14e afdeeling nationale infanterie, alhier in garnizoen’. Sergeant Baade kwam aangifte doen van de geboorte van een jongetje dat een dag eerder was geboren, en waarvan hij erkende de vader te zijn. De moeder was de in de Jekerstraat woonachtige en in Maastricht geboren Maria Catharina van Turenhout. Het jongetje werd Mathijs genoemd. Hij was de allereerste Baade die binnen de stadsmuren van Maastricht het levenslicht zag. De ouders waren op dat moment niet gehuwd, hetgeen niet ongebruikelijk was in die tijd als de vader een militair was. Zonder toestemming van zijn commandant mocht een militair namelijk niet trouwen. Vijf jaar later zouden de ouders elkaar alsnog het jawoord geven.

Sergeant Baade overlijdt in Nederlands-Indië
Sergeant Baade was een geboren Amsterdammer. In 1796 was hij daar geboren als zoon van de korendrager Christiaan Martien Bade (met één 'a') en Catharina Maria Giesler. Korendragers hadden het alleenrecht op het sjouwen van graan, maar ook van zout, specerijen, zaden en peulvruchten. Ze droegen de waren van de schepen naar de pakhuizen, en zorgden ervoor dat alles daar goed werd opgeslagen. De ouders van sergeant Baade waren allebei in Duitsland geboren. De familie Ba(a)de behoorde tot de Evangelisch-Lutherse Kerk, en volgens die religie werd sergeant Baade ook gedoopt in Amsterdam.
In 1831, Mathijs Baade was toen pas acht jaar oud, zou sergeant Baade bijzonder ver verwijderd van zijn gezin komen te overlijden. Hij blies zijn laatste adem uit in het district Natal, gelegen aan de westkust van het eiland Sumatra. In 1846 stapte Mathijs Baade in 's-Hertogenbosch in het huwelijksbootje met Anna Nafzger. Bruidegom en bruid waren op dat moment allebei glasslijper van beroep, en woonachtig in 's-Hertogenbosch. Na hun huwelijk vestigden ze zich in Maastricht, waar ze voor een uitgebreid Maastrichts nageslacht zouden zorgen.

Een geboorte in de Sint Antoniusstraat
Net zoals sergeant Baade, was ook de in Papenburg (tegenwoordig een stad in de Duitse deelstaat Nedersaksen) geboren Jan van der Veur niet getrouwd met zijn ‘meisje’ Maria Josephina Schappin toen zij beviel van zijn kind. De tweeëntwintigjarige Jan, ‘korporaal bij de vierde Kompagnie van het vierde Bataillon der achtste afdeeling infanterie’, liep op 3 juli 1833 het stadhuis binnen om aangifte te gaan doen van de geboorte van zijn zoon Andries. De moeder van het kind was op dat moment twintig jaar oud, dagloonster van beroep, en woonachtig in de Sint Antoniusstraat, de huidige Sint Teunisstraat. Lange tijd zouden Jan en zijn Maria Josephina ongehuwd blijven, mogelijk omdat de compagnie waartoe Jan behoorde, overgeplaatst werd naar het Brabantse Grave. Dat betekende dat Maria Josephina en hun zoontje alleen achterbleven in Maastricht. Hun liefde bleef wel bestaan, want op 23 maart 1837 zouden zij in Maastricht trouwen. Jan was nog steeds korporaal, maar woonde inmiddels in Maastricht. Ten tijde van dit huwelijk was Maria Josephina Schappin weer in blijde verwachting. Op 1 augustus 1837 schonk zij het leven aan een jongetje dat de naam Antoon zou krijgen. Het jonge gezin woonde toen in de Sint Antoniusstraat, dezelfde straat waar Maria Josephina Schappin ruim vier jaar eerder was bevallen van haar eerste kind. Ook Jan en Maria Josephina hebben gezorgd voor hedendaags Maastrichts nageslacht.

Chronische dysenterie
Hiervoor was te lezen dat sergeant Baade in 1831 in Nederlands-Indië overleed, ver weg van zijn gezin in Maastricht. Wie dat ook overkwam, was de vader van sergeant Johannes Zwarts, de stamvader van de Maastrichtse familie Zwarts. Sergeant Zwarts werd in 1827 in Zwolle geboren als zoon van de in 1802 in Deventer geboren militair Johannes Zwarts en Johanna Gertrudis van Raan. Johannes Zwarts senior, de vader van de Maastrichtse stamvader, overleed in 1848 aan boord van het Nederlandse stoomschip Bromo, dat zich op dat moment bevond ‘in den Zuider Atlantische Oceaan’. Hij was bezweken aan de gevolgen van chronische dysenterie.
In 1858 lag Johannes Zwarts junior in garnizoen in ’s-Hertogenbosch. In dat jaar trouwde hij met de in ’s-Hertogenbosch geboren Johanna van Hest. Nadat het militaire gezin Zwarts-Van Hest (onder meer) in Woerden, Vlissingen en Middelburg had gewoond, omdat vader Zwarts daar in garnizoen lag, kwam het gezin via het leger terecht in Maastricht. Het was in Maastricht dat in de kazerne in de ‘Hoogebarakkenstraat’ in Wyck een zoon van het echtpaar Zwarts-Van Hest ter wereld kwam. Deze zoon, geboren op 25 maart 1866, werd Willem Frederik genoemd. Waarschijnlijk een jaar later zou vader Johannes Zwarts met pensioen gaan als sergeant.

De sergeant wordt brugwachter
De gepensioneerde sergeant Zwarts moest nog achtenveertig jaar worden toen hij op 13 november 1875 kwam te overlijden, op dat moment brugwachter van beroep en woonachtig ‘buiten de voormalige Onze Lieve Vrouwe poort’. De kleine Willem Frederik Zwarts, geboren in 1866, was toen pas negen jaar oud. De dood van zijn vader zal ongetwijfeld grote indruk op hem hebben gemaakt.
In 1890 stond de drieëntwintigjarige Willem Frederik Zwarts, magazijnknecht van beroep, voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om zich in de echt te laten verbinden met de twintigjarige Maastrichtse Elisabeth Heusschen. Uit dit huwelijk zouden tussen 1891 en 1913 in Maastricht, toen het gezin onder meer in de Grote Gracht, de Kleine Gracht, aan de Markt, in de Gubbelstraat, de Batterijstraat en de Statensingel woonde, maar liefst elf kinderen worden geboren. Die kinderen zouden alle elf volwassen worden en trouwen, iets dat vrij uitzonderlijk was in die tijd. De zonen uit het gezin Zwarts-Heusschen zouden trouwen met meisjes uit de families Euwes, Heinzelmann, Janssens, Van Sundert, Coenen, Sanders en Sonnenschein, terwijl de dochters uit het gezin in het huwelijk zouden treden met leden van de geslachten Rulkens, Pletzers, Sakkers en Wijnands.
