Inhoudsopgave
In het faillissement van Co-Med is sinds de zomer vorig jaar inmiddels al 1,7 miljoen euro uitgekeerd aan curatoren en aanverwante kosten. En bij het faillissement van Macintosh Retail Group is de teller eveneens al opgelopen richting tien miljoen euro. De curatoren van Macintosh zijn al negen jaar bezig om het puin te ruimen. De vraag die gesteld moet worden: voor wie is het faillissementsrecht eigenlijk bedoeld? Voor de schuldeisers, of voor de curatoren?
OPINIE
In het geval van Macintosh leveren de twee kantoren Thuis&Partners en Paulussen Advocaten de curatoren. In het geval van Co-Med alleen Thuis&Partners. Voor beide faillissementen geldt dat de afwikkeling nog jaren kan gaan duren.
De bedoeling van de Faillissementswet is in wezen eenvoudig. Een curator moet de boedel - het restant van wat er nog is - te gelde maken, eerlijk verdelen volgens de wettelijke rangorde van schuldeisers en het faillissement afwikkelen. In de praktijk is dat vaak een ingewikkeld proces, zeker bij grote of omstreden faillissementen. Maar hoe ingewikkeld ook, het uitgangspunt blijft: de curator dient het algemeen belang, niet zijn eigen portemonnee.
Toch lijkt dat uitgangspunt steeds verder te vervagen. In grote faillissementen worden tegenwoordig (tien)duizenden uren gedeclareerd voor reconstructies, overleggen, analyses, rapportages en communicatie. In het geval van Co-med is aan tweehonderd mensen een vragenlijst gestuurd, worden vervolgens interviews gehouden.
Declaraties in grotere faillissementen gaan tegen gemiddelde tarieven van richting de 400 euro per uur voor de ervaren curatoren tot wat minder voor hun faillissementsmedewerkers. Alles wordt minutieus vastgelegd, niet omdat dat primair de schuldeisers helpt, maar omdat elk uur telt. En elk uur wordt betaald. De curator is immers ondernemer in een uurtje-factuurtje-model, met een commercieel belang bij omvang en duur van de zaak.
Zolang de rechter-commissaris die declaraties goedkeurt, gaat dit gewoon door. En die rechter-commissaris? Die heeft zelden de tijd, kennis of motivatie om zich door honderden pagina’s declaratiebijlagen te worstelen. Het systeem controleert zichzelf en dat is precies het probleem. In Maastricht heeft nog nooit een rechter-commissaris zich kritisch uitgelaten over de afwikkelingskosten van een faillissement.
Men kan zich afvragen: wat heeft het voor zin om een faillissement tot in detail te reconstrueren, maanden of jaren na dato? De patiënten van Co-Med wachten niet op een juridische kroniek. De leveranciers en schuldeisers van Macintosh krijgen hun geld er niet sneller door. Voor hen betekent elk extra uur dat de curator schrijft, minder kans op een uitkering uit de boedel. Vaak is het overigens zo dat als de fiscus en de banken als schuldeiser zijn voldaan, de kas leeg is. Wat heeft het dan nog voor zin om tot in detail de gebeurtenissen te reconstrueren, als de gewone 'concurrente' schuldeisers (zo ongeveer de laagste in de rangorde van uitdelen) daar niets aan hebben? De toegevoegde waarde van eindeloze reconstructies is beperkt, maar de kosten zijn reëel en fors.
Het contrast met de bedoeling van de wet is schrijnend. De curator moet de boedel niet opeten, maar behartigen. Toch is het systeem zo ingericht dat langlopende, complexe faillissementen commercieel aantrekkelijk zijn. De vergoeding stijgt met de uren, niet met het resultaat. Dat is simpelweg een perverse prikkel. In de praktijk zie je ook dat veel curatoren proces-lustig zijn.
De vraag is dus niet of curatoren hard werken, dat doen ze. De vraag is of hun werk nog in verhouding staat tot het doel van de wet: een efficiënte en rechtvaardige afwikkeling van faillissementen. Want als de curator uiteindelijk meer verdient aan het faillissement dan de schuldeisers die hij zegt te dienen, dan is er iets fundamenteel scheefgegroeid.
Zolang niemand de moed heeft om dit systeem te herzien, curatoren, rechter-commissarissen én politiek, zal de teller bij het volgende faillissement in Zuid-Limburg weer gewoon oplopen. Uurtje-factuurtje, tot de boedel leeg is.


