Doorgaan naar artikel

Het doopbriefje van Jan Rutten

Een met ChatGPT gemaakte afbeelding van een doopsel in de zeventiende eeuw.

Inhoudsopgave

In het tweede en derde kwart van de zeventiende eeuw leefde in Maastricht een gefortuneerde bierbrouwer. Jan Rutten was zijn naam. Hoewel de ouders van Jan wel bekend zijn, kon ik een doopinschrijving van hem niet vinden tijdens mijn onderzoek. Aan het einde van de achttiende eeuw werd in onze contreien de burgerlijke stand ingevoerd door de Franse overheid. Vóór die periode ben je voor wat betreft stamboomonderzoek aangewezen op de doop- trouw- en begraafregisters die door pastoors werden bijgehouden.

Jan Rutten zou geboren zijn in Eijsden als zoon van Peter Rutten en Anna Frambach, maar het doopregister van de Sint Martinuskerk in Breust vertoont helaas een aantal hiaten. Ik zou dus enkel een schatting kunnen maken van het geboortejaar van Jan. In publicaties over de familie Rutten verschijnt dikwijls het geboortejaar 1613. Omdat Maria Lansmans, de echtgenote van Jan, in 1619 het levenslicht zag in Maastricht, veronderstelde ik dat Jan waarschijnlijk ook omstreeks dat jaar geboren zou kunnen zijn. Zeker omdat hij in 1648 of 1649 in het huwelijk trad met Maria, zou een geboortejaar van omstreeks 1619 niet onwaarschijnlijk zijn. Maar soms heb je geluk als genealoog, en ontdek je die bekende speld in een hooiberg. We reizen vandaag terug naar de zeventiende eeuw.

Een schematische weergave van de hoofdpersonen in dit verhaal.

Een proces tussen familieleden
Sinds het mogelijk is om op verzoek archiefstukken van het Historisch Centrum Limburg  (HCL) te laten scannen, is genealogisch en historisch onderzoek tijdens de vrije uurtjes nóg eenvoudiger geworden. In de periode 1546-1794 fungeerden de commissarissen-deciseurs als de hoogste bestuurlijke en rechterlijke instantie in Maastricht namens de hertog van Brabant en de prins-bisschop van Luik als medeheren van Maastricht. In het archief van de Brabantse commissarissen-deciseurs van Maastricht bevindt zich een grote hoeveelheid processtukken. Tussen die processtukken bevinden zich ook de stukken van een interessant proces dat in 1667 door Dirck Godding aanhangig werd gemaakt bij het Luiks Hooggerecht in Maastricht. Dirck procedeerde tegen Jan Rutten, de echtgenoot van zijn halfzus Maria Lansmans. Dirck en Maria hadden dezelfde moeder, namelijk Catharina Adriaens(sen). Catharina was eerst gehuwd (in 1612) met de weduwnaar Jan Lansmans, en daarna (in 1627) met Jan Godding.

De proceszak inzake het proces dat Dirk Godding had aangespannen tegen zijn zwager Jan Rutten, de echtgenoot van zijn halfzus Maria Lansmans. ‘De zaak is nog hangende’ is een bekende uitdrukking als een proces in het nieuws komt. Eeuwenlang werden processtukken in de lengte gevouwen en opgeborgen in een juten zakje. Aan de koordjes waarmee de zakjes werden dichtgebonden, werden ze opgehangen gedurende het proces. Vandaar dus de uitdrukking dat de zaak hing. Beeld: Archief Brabantse commissarissen-deciseurs van Maastricht, berustende bij het Historisch Centrum Limburg (HCL)

Een erfgename komt te overlijden
Toen het proces door Dirck Godding werd opgestart, leefde zijn halfzus Maria Lansmans nog. Maar in datzelfde jaar 1667, namelijk op 30 juli, kwam zij te overlijden op achtenveertig jarige leeftijd. Haar uitvaart vond plaats in de Sint Nicolaaskerk in Maastricht, destijds gelegen links van de Onze Lieve Vrouwekerk. Haar jongste kind, dochter Sophia Rutten, was toen pas vijf jaar oud. Blijkbaar had Maria haar einde zien naderen, want op 21 juni, ruim vijf weken vóór haar overlijden, had de Maastrichtse notaris Guilielmus Bodsons nog aan het bed van Maria gezeten voor het opstellen van haar testament. Ze was ziek op dat moment. De inzet van het proces dat Dirck Godding had aangespannen, was de verdeling van de nalatenschap van Arnoldt Bollandt, pastoor van Gulpen, en diens ongehuwde zus Maria Bollandt. Arnoldt en Maria waren een halfbroer en halfzus van de moeder van Dirck en Maria, en daarmee dus hun oom en tante. Deze nalatenschap van oom Arnoldt en tante Maria wordt genoemd in het testament van Maria Lansmans. Zelfs de nalatenschap van haar moederlijke grootmoeder Catharina Parisis krijgt aandacht in haar testament.

De middeleeuwse Sint Nicolaaskerk (links), gesloopt in 1838. In deze kerk vond in 1667 de uitvaart plaats van Maria Lansmans. Haar kinderen, geboren in de periode 1639-1661, werden allemaal gedoopt in deze kerk. De tekening werd gemaakt door Alexander Schaepkens. Beeld: Public Domain, Wikimedia Commons

Een langslepend proces
Het proces zou zich voortslepen tot maar liefst 1671. Hoewel het proces door Dirck Godding aanhangig was gemaakt bij het Luiks Hooggerecht, werd het na verloop van tijd overgenomen door het Brabants Hooggerecht. Jan Rutten had namelijk met succes kunnen aantonen dat hij een Brabants burger van Maastricht was, en daardoor niet hoefde te verschijnen voor het Luiks Hooggerecht. Eijsden viel op dat moment onder het gezag van de hertog van Brabant. In 1661 was Eijsden in een verdelingsverdrag namelijk toegewezen aan de Staten-Generaal, en was daardoor sindsdien onbetwist Staats gebied. Voor Jan was het daarom belangrijk om aan te kunnen tonen dat hij geboren was in een gebied dat ten tijde van het proces onder de Staten-Generaal viel, zodat hij de Brabantse nativiteit bezat. 

De omstandigheid dat Jan Rutten moest bewijzen de Brabantse nativiteit te bezitten, werd een godsgeschenk voor zijn nageslacht, want hierdoor werd zijn geboortejaar uit het duister van het verleden gehaald. In het procesdossier Godding-Rutten bevindt zich namelijk een briefje van Servatius Larbuisson, de pastoor van Breust en Eijsden. Het briefje, gedateerd 5 maart 1668, bevat een verklaring van de pastoor. Uit deze verklaring blijkt dat Jan Rutten werd geboren in Eijsden op 3 augustus 1622 uit Anna, ‘de huysvrouw van Peeter Rutten’. Waarop pastoor Larbuisson zijn verklaring baseerde is niet bekend. Was het doopregister van 1622 toen wellicht nog aanwezig? Hoe dan ook, de verklaring werd in ieder geval ondersteund door twee zeventigjarige inwoners van Eijsden, Jan Aert Libens en Adam Reijners. Als Jan Rutten niet in een juridisch geschil met zijn zwager terecht was gekomen, dan had hij ook niet hoeven te bewijzen dat hij geboren was in Staats gebied. Pastoor Larbuisson had dan ook nooit zijn briefje hoeven op te stellen.

Het briefje dat pastoor Servatius Larbuisson op 5 maart 1668 ondertekende. Hieruit blijkt dat Jan Rutten op 3 augustus 1622 werd geboren. Beeld: Archief Brabantse commissarissen-deciseurs van Maastricht, berustende bij het Historisch Centrum Limburg (HCL)

Het Verraad van Maastricht (1638)
Toen Maria Lansmans in het huwelijk trad met Jan Rutten, was zij een jonge weduwe met vier kleine kinderen. Haar eerste echtgenoot was Frederick Pauli geweest. Het huwelijk van Maria en Frederick werd voltrokken in de eerder genoemde Sint Nicolaaskerk op 18 juni 1638. In dat jaar 1638 was het bijzonder onrustig in Maastricht. Het was namelijk het jaar van het bekende Verraad van Maastricht. Dit was een complot om de op dat moment ‘Hollandse’ stad Maastricht uit te leveren aan de Spanjaarden. Eén van de hoofdrolspelers in dit complot was de brouwer Jan Lansmans. Uiteindelijk zouden negen mensen worden onthoofd. Vijf van de negen hoofden zouden op pieken gespietst worden, en vervolgens worden tentoongesteld op het rondeel De Drie Duiven, met het gezicht naar de vijand. Op die manier zou voor iedereen duidelijk zijn wat met verraders zou gebeuren. Het rondeel De Drie Duiven is tegenwoordig bekend onder de naam De Vijf Koppen, vernoemd naar de vijf gespietste hoofden. Mogelijk dat deze nieuwe naam pas in de loop van de negentiende eeuw in zwang kwam.

Eén van de vijf hoofden die gespietst werden, was het hoofd van Jan Lansmans. Volgens een in 1638 gemaakt pamflet over de negen uitgevoerde executies, werd Jan Lansmans op 1 mei 1638 onthoofd, en vervolgens gevierendeeld. De vier delen van zijn lichaam, ontstaan na de vierendeling, werden opgehangen. Het huwelijk van Maria Lansmans en Frederick Pauli werd dus ruim anderhalve maand na de onthoofding van brouwer Jan Lansmans gesloten. Was Maria een verwante van Jan? Via nader onderzoek moet ik nog aanvullend bewijs vinden, maar aan de hand van de peters en meters bij de doopsels van de kinderen van Jan Lansmans en Maria Lansmans, heb ik de voorzichtige conclusie getrokken dat Maria een halfzus van Jan moet zijn geweest. Jan zou dan voortkomen uit het eerste huwelijk van zijn vader Jan, en Maria uit het tweede huwelijk van vader Jan met de eerder genoemde Catharina Adriaens(sen). Op 28 februari van dit jaar publiceerde De Nieuwe Ster reeds mijn verhaal over de onthoofde Jan Lansmans. 

Het rondeel de Vijf Koppen (links), vernoemd naar de vijf hoofden die hier in 1638 werden tentoongesteld. Beeld: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, documentnummer 6.846

Laatste Nieuws

Ons nieuws is en blijft altijd gratis als je je inschrijft voor de gratis nieuwsbrief

Er is iets misgegaan. Probeer het later opnieuw

Bedankt voor uw aanmelding. Controleer uw e-mail om de inschrijving af te ronden