Inhoudsopgave
Op 20 augustus 1782 vond in de Sint Catharinakerk de uitvaart plaats van de zesenzestigjarige Sophia van den Broeck. Zij werd begraven op het bij de kerk gelegen kerkhof. De inmiddels verdwenen Sint Catharinakerk was in die tijd gelegen aan de Houtmarkt, op de grens van de Markt en de Boschstraat. Sophia liet een achttien jaar jongere echtgenoot achter, de achtenveertigjarige Thomas Brouwers. Volgens het begraafregister van de Sint Catharinakerk woonden Sophia en Thomas ‘aen de Bospoort’. Bijna vierentwintig jaar waren zij getrouwd geweest, maar uit hun huwelijk was nooit een kind geboren. Als weduwnaar ging Thomas al snel op zoek naar een nieuwe vrouw. Ruim vijf maanden na het overlijden van zijn echtgenote stond hij alweer voor het altaar. Zijn nieuwe bruid had hij gevonden binnen zijn eigen familiekring.

Maria Elisabeth Jongen trouwt met haar oom
Op 9 februari 1783 trouwde de weduwnaar Thomas Brouwers in de kerk van Sint Pieter met zijn achttien jaar jongere aangetrouwde nicht (oomzegster) Maria Elisabeth Jongen. De Sint Pieterse bruid van Thomas was de oudste dochter van Maria Hardi, een jongere halfzus van Sophia van den Broeck, de eerste echtgenote van Thomas. Het tweede huwelijk van Thomas bleek vruchtbaarder te zijn dan zijn eerste huwelijk. In de periode 1784-1796 liet het echtpaar Brouwers-Jongen zes kinderen dopen in de eerder genoemde Sint Catharinakerk. Het laatste kind werd geboren in de periode dat Maastricht als hoofdstad van het département de la Meuse-Inférieure (Nedermaas) een onderdeel was van de Franse Republiek.
Na ruim negentien huwelijksjaren blies Thomas Brouwers op 28 februari 1802 zijn laatste adem uit. Zijn kinderen waren toen nog allemaal minderjarig. Het gezin Brouwers-Jongen woonde op dat moment in de Batterijstraat. Toen de weduwe Maria Elisabeth Jongen negentien jaar later, op 23 maart 1821, overleed, was zij nog steeds woonachtig in de Batterijstraat.
Een achterkleinzoon van Thomas Brouwers en Maria Elisabeth Jongen, Jan Servaas Schrijnemakers, zou overigens in 1883 landelijk bekend worden. Hem werd moord op de zwangere Helena Spits ten laste gelegd. Vorig jaar publiceerde De Nieuwe Ster mijn verhaal over deze geruchtmakende Maastrichtse moordzaak.

Wederom een huwelijk tussen oom en nicht
Maria Elisabeth Jongen, de tweede echtgenote van haar aangetrouwde oom Thomas Brouwers, was een tante van Maria Gertrudis Jonggen (met een dubbele g), dochter van het Sint Pieterse echtpaar Servaas Jongen en Maria Gertrudis Moermans. Op 8 april 1831, zij was toen ‘reeds’ zevenendertig jaar oud en groentevrouw (mooswief) van beroep, trouwde Maria Gertrudis Jonggen in Maastricht met de negen jaar jongere soldaat Franciscus Loskus. Ruim negen maanden na de huwelijksvoltrekking werd een dochtertje geboren, Geertrui Loskus. Het echtpaar Loskus-Jonggen woonde toen in de Gubbelstraat. Op 20 januari 1839, vijf dagen na haar zevende verjaardag, kwam dit meisje te overlijden.
Op 1 juni 1855 overleed Maria Gertrudis Jonggen op eenenzestigjarige leeftijd in haar woning in de Gubbelstraat. Ruim een jaar later stapte haar weduwnaar Franciscus Loskus opnieuw in het huwelijksbootje. Zijn nieuwe bruid moest hem aanspreken met oom. Het was de zevenentwintig jaar jongere Maria Ida Gorren, dochter van het Sint Pieterse echtpaar Petrus Gorren en Maria Catharina Jongen. Maria Catharina Jongen was een oudere zus van Maria Gertrudis Jonggen. Uit dit tweede huwelijk van Franciscus Loskus werden meerdere kinderen in Maastricht geboren, onder wie Maria Hubertina Loskus. Ook deze Maria Hubertina Loskus hield het graag binnen de familie. Op 25 juli 1879 trouwde zij in Sint Pieter met haar Sint Pieterse achterneef Henricus Hubertus Jongen. De moeder van de bruid was een volle nicht van de vader van de bruidegom.
Overigens trouwde Maria Anna Gorren, een andere dochter van het hiervoor genoemde echtpaar Gorren-Jongen, op 20 mei 1853 in Sint Pieter met haar volle neef Arnoldus Hubertus Jongen, zoon van Arnoldus Jongen en Maria Catharina Henket.

Koning Willem II verleent dispensatie
Het hiervoor genoemde echtpaar Servaas Jongen en Maria Gertrudis Moermans had een dochter die Elisabeth Jongen heette. Elisabeth trouwde op 6 september 1822 in Sint Pieter met Franciscus Janssen, zoon van Pieter Janssen en Maria Josepha Panckers. In de nacht van 5 op 6 december 1822, slechts drie maanden na het huwelijk, beviel Elisabeth van een tweeling. Deze twee zoontjes zouden niet oud worden. De eerstgeborene, Petrus Hubertus Janssen, werd slechts vier uur oud, terwijl de tweede, Nicolaus Hubertus, niet ouder dan eenentwintig dagen mocht worden. Twee dagen voordat dit tweede jongetje overleed, bezweek Elisabeth Jongen op Kerstdag 1822 aan de gevolgen van de ongetwijfeld zeer zware bevalling. Slechts tweeëntwintig lentes oud was Elisabeth toen ze overleed.
Bijna zestien jaar later, op 6 december 1838 hertrouwde haar weduwnaar Franciscus Janssen met zijn schoonzus Maria Gertrudis Jongen, een volle nicht van zijn eerste echtgenote. Maria Gertrudis was een dochter van Lambertus Jongen (broer van Servaas Jongen) en Anna Maria Miessen. Op 12 september 1837 was Maria Gertrudis weduwe geworden van Pieter Paulus Janssen, een jongere broer van haar tweede echtgenoot Franciscus Janssen. Koning Willem II had op 6 oktober 1838 dispensatie verleend om het huwelijk tussen Franciscus en zijn schoonzus Maria Gertrudis mogelijk te maken. In die tijd was het namelijk nog verboden om te (her)trouwen met je schoonzus of schoonbroer.
