Inhoudsopgave
Afgelopen week kopte De Nieuwe Ster dat Maastricht officieel het sterkste stadsmerk van Nederland heeft. Het is natuurlijk een compliment dat zoveel Nederlanders sneller verliefd worden op Maastricht dan op Amsterdam en Texel, maar een vlugge blik op de onderzoeksmethode laat zien dat dit in de eerste plaats vooral relevant is voor toeristen, niet voor inwoners.
GASTOPINIE
Door Jules Ortjens
En dat is logisch. Het hele idee van “merkkracht” komt uit een wereld van marketing en toerisme. Leefkwaliteit, daarentegen, meet je met huurprijzen, toegang tot de zorg of publieke ruimte - niet met merkonderzoek. Toch zit er in dit onderzoek een belangrijk signaal: toerisme is een structurele bron van kapitaal. Zoals Noorwegen olie heeft, Eindhoven technologie en Rotterdam een haven, heeft Maastricht toerisme. Mensen willen hierheen komen en hier geld uitgeven: vrijwillig, zonder dat de gemeente daar iets voor doet. De vraag is: wat doen we dan met dat geld?
Vaak is het antwoord: te weinig. Zo hebben afgelopen week een aantal Maastrichtse raadsleden, waaronder Mart Den Heijer, Stefanie Blom en Jules Vaessen, tevergeefs geprobeerd om de onteigening van Palace Wyck voor een peperduur hotel te voorkomen. We kampen nota bene met een historische woningcrisis in deze stad. Het lijkt steeds meer alsof toerisme een doel op zich is, in plaats van een middel voor betere woonkwaliteit. Alsof de stad moet buigen voor BV Maastricht™.
Begrijp me niet verkeerd: we moeten toeristen niet gaan weren uit deze stad. We moeten hen juist strategisch gaan inzetten. De vraag zou minder moeten gaan over “hoeveel toeristen willen we”, en meer over: "Wat doen we met al dat toeristisch geld dat de stad binnenstroomt?” Als we daar geen goed antwoord opgeven, worden we geen leefbare gemeenschap met een sterk stadsmerk, maar worden we een soort “Dom Disneyland”: een pretpark met slechtbetaald personeel.
Maastricht verschilt van buursteden als Heerlen, Sittard en Luik in één gegeven: toeristisch kapitaal stroomt hier continu binnen. Maar we benutten het nauwelijks. Parkeertarieven liggen hier nog rond de drie euro per uur – in Amsterdam is dat bijna acht. En dat terwijl het merkonderzoek zwart op wit laat zien dat ons merk zo sterk is, dat toeristen het er voor over hebben om meer te betalen. Als er structureel rijen voor de Vrijthofgarage staan, is dat simpelweg een teken dat de prijs omhoog kan. Zo simpel werkt vraag en aanbod. Niet om toeristen te klieren, maar om de opbrengsten ervan te investeren in buslijnen, vergroening en sociale huur.
Hier laat onze gemeente veel kansen liggen. De toeristenbelasting in Maastricht is nog altijd lager dan in veel minder populaire bestemmingen in Nederland, zoals het Cuijk en Tilburg. Waarom? Als we het sterkste merk van Nederland zijn, mogen we daar ook naar handelen: zet die toeristenbelasting omhoog, zodat dit geld niet alleen maar in de AirBNB’s en hotels van Maastricht blijft hangen, maar ook terugstroomt naar de gemeente voor armoedebestrijding. Hetzelfde geldt voor evenementen. Ja, de zogenoemde Precariobelasting in Maastricht is al hoger dan elders in Zuid-Limburg. Maar we hebben het merk om dit te kunnen doen: elk jaar zijn de vergunningen voor het Vrijthof razendsnel vergeven. Dan is de prijs te laag. Als tien klanten geïnteresseerd zijn in je auto en willen overbieden, dan geef je die auto niet gratis weg.
Sommigen onder ons zullen nu misschien denken: "Dit klinkt als ondernemers pesten.” Maar dan vergeten we dat we als overheid moreel verplicht zijn om te ondernemen namens het algemeen belang van de inwoners. Op dit moment verkopen we onze huid voor een Aldi-prijsje, terwijl Maastricht haar waarde allang bewezen heeft.
Dat het Merk Maastricht zo sterk is, is mooi. Maar als we willen dat dit merk meer betekent dan een leuke ansichtkaart, moeten we politieke keuzes gaan maken. Niet voor of tegen toerisme, maar voor een economisch slimme en politiek sociale strategie van ons toerisme. Maastricht heeft grote ambities, kampt met enorme segregatie en worstelt met armoede - die uitdagingen kosten geld. De middelen om daar iets aan te doen, stromen iedere week vanzelf onze kant op, in de vorm van bezoekers. De vraag is: hebben we de politieke wil om dat geld slim in te zetten voor onze inwoners?
Jules Ortjens is fractievoorzitter van Volt.
