Inhoudsopgave
‘Mestreech is neet mie vaan de Mestreechtenere’. Het is een veelgehoorde uitspraak. Regelmatig wordt kritiek uitgeoefend op de aanwezigheid van ‘Hollenders’ in de stad. De vele ‘Hollenders’ zouden zorgen voor een sterke verandering van de identiteit van Maastricht. Die verandering wordt als negatief ervaren door ‘echte Mestreechtenere’. Bestaat zo’n échte Maastrichtenaar wel? En is die verhollandsing van de stad een recent verschijnsel? We duiken de geschiedenis in.
Het beleg van 1632
Na een beleg van bijna elf weken moest Maastricht zich op 22 augustus 1632 overgeven aan de troepen van stadhouder Frederik Hendrik, zoon van Willem van Oranje. In naam van de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden had Frederik Hendrik de stad ingenomen. De bekende tweeherigheid van Maastricht bleef na de verovering volledig intact. De protestantse republiek nam in het stadsbestuur de rol van de katholieke hertog van Brabant in. Tot de verovering in 1632 had de katholieke Spaanse koning Filips IV de rol van hertog van Brabant in dat stadsbestuur vervuld. De ‘Hollanders’ bleven de rechten van de katholieke prins-bisschop van Luik als medeheer van Maastricht respecteren. Met uitzondering van enkele korte onderbrekingen (1673-1678 en 1748-1749) bleef Maastricht tot 1794 een stad waar de protestantse Hollanders een dikke vinger in de pap hadden. Het was ook na de verovering in 1632 dat de katholieken de Sint-Janskerk en de Sint-Matthiaskerk moesten afstaan aan de protestanten.

De verhollandsing van de stad
Vanaf 1632 zou een enorme verhollandsing van Maastricht plaatsvinden. Zo mochten in het Brabantse stadsbestuur uitsluitend protestanten plaatsnemen. Ook alle andere openbare functies die verbonden waren aan de rol van de hertog van Brabant konden enkel bekleed worden door protestanten. Het gevolg was een toestroom van ‘lui vaan boete de stad’. Elke twee jaar reisden bovendien twee afgevaardigden van de Staten-Generaal naar Maastricht om onder meer verslag te doen van de toestand in de stad. Als tegenwoordig al sprake zou zijn van een verhollandsing van Maastricht, dan is dat zeker geen hedendaags verschijnsel.
Overigens, als de Staten-Generaal niet zo’n enorme invloed hadden gehad in Maastricht, dan hadden we nu ook niet kunnen genieten van ons prachtige stadhuis op de Markt. Het Maastrichtse stadsbestuur gaf namelijk in 1655 opdracht tot de bouw van een nieuw stadhuis aan Pieter Post, een architect die toen al grote bekendheid genoot als ontwerper van paleizen voor de Oranjes. Het Maastrichtse stadhuis geldt als een belangrijk voorbeeld van het Hollands classicisme. In 1659 kwam Pieter Post naar Maastricht om de beste plaats voor het nieuwe stadhuis te bepalen. In datzelfde jaar legden de Luikse en de Brabantse hoogschout van Maastricht de eerste steen.

Een ‘Hollandse oermoeder’ van de Maastrichtenaar
Niet enkel de ‘Brabantse’ bestuurders en andere hoogwaardigheidsbekleders kwamen vanaf 1632 vanuit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden naar Maastricht. Dit was ook zeker van toepassing op onder meer het officierenkorps dat tot het Maastrichtse garnizoen behoorde, maar ook op andere militairen van dat garnizoen. Samen met de grote hoeveelheid militairen uit de Republiek kwamen ook veel ‘Hollandse’ vrouwen richting Maastricht. Op 1 november vorig jaar werd door De Nieuwe Ster een verhaal van mij gepubliceerd over de in Brielle (Den Briel) geboren Maria Helena Claire. Als Maria Helena als ‘Hollandse’ vrouw niet in Maastricht terecht was gekomen (waarschijnlijk via het leger), dan had een aanzienlijk deel van de ‘echte’ Maastrichtenaren anno 2025 niet geleefd. Deze op Kerstdag 1815 in de Ruiterstraat in Wyck overleden ‘Hollandse’ dame is door mij bestempeld als een ‘oermoeder’ van de Maastrichtenaar. Zelf ben ik via mijn oma Truus Caenen-Menten ook een nakomeling van Maria Helena Claire.
Op 20 juni van dit jaar publiceerde De Nieuwe Ster ook mijn verhaal over hedendaagse Maastrichtenaren die afstammen van militairen die in Maastricht in garnizoen lagen. Ook zij waren toen nieuwkomers in de stad.
De familie Theunisz
De familienaam Theunisz is geen onbekende in Maastricht. Petrus Sybrand Theunisz blies op 15 maart 1903 zijn laatste adem uit in zijn woning in het Lang Grachtje. Hij was toen zesenzestig jaar oud. De laatste jaren van zijn leven was hij ijzergieter van beroep geweest. Petrus Sybrand was geen geboren Maastrichtenaar, maar hij was wel de allereerste Theunisz die zich in Maastricht vestigde. De geboorteplaats van Petrus Sybrand Theunisz was Nijmegen, waar hij op 22 juli 1836 het levenslicht had gezien als zoon van de marskramersechtpaar Sybrand Theunisz (ook Teunissen genaamd) en Marie Verpoort. Vader Sybrand Theunisz was zelf Amsterdammer van geboorte. In 1787 was hij daar ter wereld gekomen als zoon van Pieter Theunisz (Teunissen) en Gerritdina van Kempen. Hoe kwam Petrus Sybrand Theunisz in Maastricht terecht? Zoals zoveel mannen bleef hij in Maastricht ‘hangen’ als militair. Hij was kanonnier en lag in garnizoen in Maastricht toen hij zijn oog liet vallen op de in 1843 in Heer geboren Elisabeth Hubertina Delahaije. Op 8 augustus 1866 stonden zij voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om zich in de echt te laten verbinden.
Aanvankelijk woonde het jonge gezin in de Plankstraat, maar in 1876 werd verhuisd naar de Begijnenstraat. Later vond een verhuizing plaats naar de Sint Hilariusstraat, en uiteindelijk zou het gezin neerstrijken in het Lang Grachtje. Petrus Sybrand Theunisz en zijn echtgenote zouden diverse zonen en kleinzonen krijgen die voor de voortzetting van de familienaam Theunisz in Maastricht zouden zorgen. Daarnaast hadden zij ook een uitgebreide 'verzameling' kleindochters met de naam Theunisz die niet zouden zorgen voor de voortzetting van de familienaam. Die kleindochters zijn wel de oorzaak van het feit dat een groot deel van de hedendaagse Maastrichtse bevolking afstamt van de Amsterdammer Pieter Theunisz. De kleindochters Theunisz stapten namelijk in het huwelijksbootje met mannen uit de families Corsius, Haesen, Martens, Bronckers, Schifferstein, Ververs, Daenen, Kerkhofs, Janssen, Robeers, Van Hoof, Wijkman, Eerens, Heckers, Verbeek, Seetsen, Erkelens, Erkenbosch en Blanckers. Ook had het echtpaar Theunisz-Delahaije een dochter die met een telg uit de Maastrichtse familie Van Wunnik trouwde.

Sebastianus de Kat
Tegenwoordig zal een Rotterdammer als nieuwkomer in Maastricht niet door iedereen met open armen verwelkomd worden. Echter, de kans bestaat dat diegenen die die komst van een Rotterdammer afkeuren zelf afstammen van een Rotterdammer. Deze Rotterdammer heette Sebastianus de Kat. In 1804 werd hij geboren als zoon van Jacobus de Kat en Maria Magdalena Goedknegt. Via het leger, hij was korporaal van een regiment huzaren, was hij in Maastricht verzeild geraakt. Daar leerde hij een Maastrichtse weduwe kennen. Anna Gertrudis Knipsadler was haar naam. Zij was een dochter van Pieter Knipsadler en Ida Klijne. Nadat ze weduwe was geworden van de militair Johannes Josephus Schomacher begon zij een relatie met Sebastianus de Kat. Die relatie resulteerde in een zwangerschap. Op 4 mei 1840 beviel Anna Gertrudis in haar woning in de Capucijnenstraat van een dochter die de naam Elisabeth kreeg. Vader Sebastianus erkende het kind keurig bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, maar trouwde nog niet met de moeder van zijn dochter. Pas op 24 augustus 1842, inmiddels was er in dat jaar 1842 al een tweede kind geboren uit hun relatie, stonden Sebastianus de Kat en Anna Gertrudis Knipsadler voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. De twee onwettige kinderen werden door dit huwelijk gewettigd. Na hun huwelijk zou in 1846 nog een derde kind worden geboren.
De in 1840 geboren Elisabeth de Kat trouwde in 1862 met de Maastrichtse glasblazer Franciscus Dassen. Franciscus en Elisabeth werden de ouders van onder meer Maria Mechtildis Dassen (geboren in 1866) en Anna Margaretha Dassen (geboren in 1880). Dochter Maria Mechtildis Dassen trouwde in 1895 als negenentwintigjarige weduwe van Hubertus Schreurs met de ovenwerker Petrus Vinck. De andere dochter, Anna Margaretha Dassen, trouwde in 1900 met de glasslijper Hendrik Gijsen. De gezusters Dassen zouden voor een ruime hoeveelheid nakomelingen zorgen, en dankzij deze twee zusjes stammen zeer veel Maastrichtenaren af van de Rotterdammer Sebastianus de Kat.
